Is een tentoonstelling het begin of het einde van een traject?

Het is boeiend vast te stellen dat voor kunstenaars een tentoonstelling vooral het eindpunt van een spannende spurt lijkt te zijn, terwijl het voor bezoekers vooral een spannende start betekent. Om op dit spanningsveld dieper in te zoomen brachten we naar aanleiding van de groepstentoonstelling Nature Morte* de vier kunstenaars samen met vier bezoekers. Na een rondleiding doorheen de tentoonstelling zoals het er normaal aan toegaat, volgde een boeiend gesprek over de kunstwerken op zich, maar vooral ook over de aanpak van de tentoonstelling en hoe kunstenaars en bezoekers daarbij in interactie gaan met elkaar. Hierna volgen enkele reflecties.

Aan de ingang worden de bezoekers even in de war gebracht door een Gesamtkunstwerk. Een groot woord voor een kleine opstelling van enkele werken die de kunstenaars maakten rond één thema – in dit geval de lorken die een belangrijk deel uitmaken van de locatie. Weliswaar zonder enige opgelegde stijl of aanpak, al zeker niet bedoeld om bij wijze van spreken samen op één blad te gaan tekenen. Eerder de kunstenaars laten nadenken over elkaars werk en techniek en kijken wat dat naar boven brengt. Voor bezoekers die het werk van één van de kunstenaars kennen, duidelijk even zoeken hoe dit in elkaar zit. Maar in het algemeen een verrassend effect bij wijze van opwarming voor de tentoonstelling.

Een ander kunstmatig geconstrueerd gegeven in de tentoonstelling is het zogenaamde labo. Centraal staan enkele tafels. De kunstenaars werd de gelegenheid gegeven om er ‘materiaal’ te leggen dat een inkijk biedt in hun manier van werken en denken. Ook hier werd geen enkele instructie over wat en hoe gegeven. Hoewel zeker met enthousiasme onthaald, werd dit door de kunstenaars helemaal op het einde van de opbouw pas ‘opgevuld’, met overigens heel uiteenlopende zaken. Voor de bezoekers heeft dit overduidelijk een bijzondere aantrekkingskracht. Het zou zelfs nog meer mogen hebben, al kan je je dan afvragen of het niet te prominent aanwezig wordt en teveel afleidt van de werken zelf. Met de kunstenaars in de buurt is dit in elk geval een echte conversation starter.

Dan is er nog een opvallend verschil in benadering van de tentoonstelling in zijn geheel. De kunstenaars zijn vertrokken vanuit individuele werken die ze puzzelsgewijs in de ruimte brachten en bijna naadloos lieten samenvloeien met de werken van de andere kunstenaars. Bezoekers bekijken veel eerder eerst het geheel, waar ze ook algemene gevoelens bij hebben, vooraleer ze afdalen naar de individuele kunstenaar en zijn of haar werken. Hierbij speelt bovendien ook dat kunstenaars uiteraard de kennis hebben van hun hele oeuvre, en dus ook weten waarom bepaalde werken wel of niet tentoongesteld worden, terwijl bezoekers het moeten doen met wat ze zien. Of wat erover verteld wordt door de kunstenaar. Die dialoog blijkt voor beide partijen een cruciaal gegeven voor de beleving van de tentoonstelling. Al moet dan ook weer vastgesteld worden dat er soms een uitdaging zit in het verzoenen van het vocabularium van de kunstenaar en dat van de bezoeker. Dat heeft uiteraard veel te maken met de ‘kijkervaring’ van de bezoeker.

Tot slot kan je ook nog een andere houding onderscheiden ten aanzien van wat overblijft na de tentoonstelling. Voor de bezoeker stopt dit wellicht veelal bij het dichttrekken van de deur bij het buitengaan. Bepaalde elementen, zoals het kunnen meenemen van een visitekaartje, een postkaart of zelfs een uitnodiging voor een volgende tentoonstelling kan op dat vlak louterend werken. Nog beter is natuurlijk het kopen van een werk of in het geval van deze tentoonstelling een exclusief boekje als soort catalogus. Voor de kunstenaars moet de finale bilan nog opgemaakt worden, maar nieuwe contacten, interessante maar soms ook verrassende gesprekken, expliciete erkenning en ook wel kritische bedenkingen zullen daar ongetwijfeld deel van uitmaken. Net als energie om verder te doen, nieuw werk te maken, en opnieuw uit te kijken naar nieuwe tentoonstellingen. Die op hun beurt weer bezoekers verrassen en inspireren.

* Nature Morte met werk van Kathleen Ramboer, Mieke Van Den Ouweland, Katleen Van der Gucht en Werner Van Lierde is nog te bezoeken op 2 maart (10-18u) in deWeverij in Sleidinge (nabij Gent). http://www.deweverij.be/naturemorte

(Dit artikel verscheen ook op The Art Couch)

Geplaatst in Geen categorie

Hoe gedragen kunstwerken zich op hun reis?

Soms moet je een galerie via kleine wegen te velde zien te vinden. De omgebouwde schuur herbergt nu kunst in plaats van koeien. Het statige kasteel heeft alle frivoliteit van zich afgeslagen en houdt het op strakke moderne werken. Het contrast met de door de tijd verweerde muren geeft diepgang aan zowel het werk als de bezoeker. Kunst komt overal en gedijt overal.

Het kan ook anders. Zoals bijvoorbeeld in onze hoofdstad. In afstand op een boogscheut van elke Belg, in tijd verlies je zelfs op zondag het geloof in elk mobiliteitsplan. In Elsene strekt het Rivoli-gebouw zich als een vacuüm getrokken brutalistische spin uit over de steenweg. Meer dan 15 galeries hebben er hun onderkomen gevonden. Grote ramen, en ook de deuren zijn ramen. En veel witte muren, heel erg witte muren. De kunstwerken lonken, maar de grote transparantie zorgt ervoor dat heel wat mensen vanuit de iets donkerder centrale gang toekijken. Echt uitnodigend is het niet om in die witte plassen licht te stappen. Wie zal op je afkomen? Is er wel iemand? Een enigszins bevreemdend gevoel. Dat kunst zo in glazen aquariums zit. Dat er ook niet direct iets gemeenschappelijks is behalve het wit van de muur. Een boeiende bonte mengeling van werken wel, een beetje zoals je in een museum verrast kan worden door van de ene zaal in de andere te struikelen.

Recent las ik de bedenking van een galerist dat het wel goed geweest is dat al die kunstwerken zo nodig met elkaar in dialoog moeten gaan. Hangen in stilte was de boodschap. Waarom inderdaad niet alles gewoon naast elkaar zonder noodzaak net iets meer te willen betekenen. De bezoeker zal er wel het zijne van maken. Als dat niet lukt, zal het wellicht niet aan de kunst liggen.

Ik wil hier zeker ook niet het omgekeerde promoten. Want ook daar zijn we teveel in gepamperd geraakt. Dat de ‘experience’ de overhand neemt. Dat de kunstwerken als decor lijken te dienen voor allerlei side-events met speciale cocktails en exquise hapjes. Dan hebben de witte vitrines misschien nog meer bestaansrecht. Op z’n minst laten die de kunst goed uitkomen. Zo goed zelfs dat je je afvraagt hoe een werk er ooit weer weg kan geraken. En dus niet alleen bekeken maar ook omarmd kan worden. Want, is dat niet het ultieme doel van de reis van een kunstwerk: thuiskomen bij iemand?

Het lijkt me een spreidstand voor zowel de kunstenaar als de galerist: wat moet een kunstwerk in zich hebben zodat de kijker zin heeft het mee te nemen naar huis. Kan die zich een voldoende beeld vormen van hoe het zich daar zal inpassen? Misschien zijn daar al andere werken, die ook geen nood hebben aan dialoog en liefst in stille eenzaamheid hangen. Of hoopt die met het werk net een nieuwe verbinding op het thuisfront te realiseren. Iets waar de galerist en de betrokken kunstenaars geen weet van hebben, misschien ook niet zouden kunnen bedenken. Blijft de vraag hoe kunstwerken zich best gedragen tijdens hun reis naar hun finale bestemming.

Dit artikel verscheen ook op The Art Couch (14/2/2025)